Op geene plaats gaat de trekking der loterij met zoo veel beweging van de zijde des volks gepaard als te Napels. Wanneer de trekking in de straat La Vicaria plaats heeft, hetgeen des zomers te zes of zeven uren des avonds gebeurt, dan zijn ’s middags te twee ure reeds alle toegangen bezet, en de geheele zaal is vol nieuwsgierigen, die, in de afzigtelijkste lompen gehuld, hier met ongeduld en onder het vreesselijkste getier en geraas de gelukkige nommers uit de bus verwachten. De geheele straat zelve is op dien tijd vol met volk, dat met ongeduld het gelukkige of ongelukkige oogenblik verbeidt. Alles krielt en woelt hier als eene onstuimige zee door elkander, maar niet zoo ras slaat het bewuste uur, of eene doodsche en waarlijk beangstigende stilte vervangt het oorverdoovend geraas.
Het rad wordt gewenteld en het eerste nommer – de loterij is het gewone lottospel – getrokken, dat duizendmalen in de zaal wordt herhaald, terwijl de trekker het gelukkige lot door een raam naar buiten overgeeft aan eenen beambte, die hetzelve op straat aan de menigte bekend maakt. Hierop hoort men onmiddellijk een geweld, alsof de stad door den vijand is ingenomen, en dat van tijd tot tijd verflaauwt en eindelijk wederom in de doodsche stilte overgaat, die het kenmerk is van de angstige verwachting, waarin men het naderende lot afwacht.
Zoo ras is dit uit het geluksrad te voorschijn gekomen, of ook dadelijk herhaalt zich hetzelfde tooneel, dat insgelijks bij het trekken der drie volgende nommers voorvalt. Het kluchtigste wat bij deze trekking plaats heeft, en waarvan men zich, zonder zulks te hebben bijgewoond, geen denkbeeld kan vormen, zijn de sprongen en capriolen van hen, die door het lot begunstigd zijn geworden, terwijl de anderen zich aan de wanhoop overgeven, zich zelven, den Hemel en den heiligen Januarius verwenschen; maar voornamelijk de hevigste smaadredenen uitbraken tegen Sinte Pantaleon den Grooten, die den rang van beschermheilige der loterijspelers bekleedt, en aan wien zij welligt reeds eene waskaars gewijd hebben, of ten minste eene mis en een gedeelte van de winst hebben toegezegd.
Men kan weinig buitensporigheden zien, die met deze tooneelen te vergelijken zijn, die nogtans niet nalaten eenen vreesselijken indruk te maken. Spoedig echter is de zorgelooze Napolitaan alles vergeten, en geeft zich wederom aan zijne arbeidzaamheid, of liever aan zijne ledigheid, over.
Nederlandsch Magazijn, 1841