Dat de stralen der maan eenen bijzonderen en ongezonden invloed op het menschelijk ligchaam uitoefenen, schijnt door verschillende waarnemingen bevestigd te zijn. Menschen aan boord van een schip, die gedurende den maneschijn het gezigt aan derzelver stralen blootstellen, vinden dikwijls hunne spieren stuipachtig verdraaid, en hunnen mond scheef getrokken. Bij anderen lijdt het gezigt zoo zeer, dat zij het verscheidene maan den verliezen. Visschen, die den geheelen nacht in den maneschijn gehangen hebben, veroorzaken, indien men ze den volgenden dag eet, hevige pijnen en ziekten.
Zekere zendelingen verhalen, dat hij, die in het maanlicht geslapen heeft, wakker wordende, een drukkend gevoel ondervindt, als ware hij van zijne zinnen beroofd. Ook stemt het met dat overeen, wat Plutarchus verhaalt: “Iedereen weet, dat degenen, welke onder den invloed der maan slapen, niet gemakkelijk wakker worden, maar loom en gevoelloos schijnen.”
De bijzondere uitwerkingen van de stralen der maan zijn zoo dikwijls bij verstandsverbijsteringen opgemerkt, dat men deze ziekte om die reden “Maanziekte” noemt, en geneeskundigen, hierin ervaren, verzekeren, dat er bij velen zigtbare prikkeling of opwekking bij de verandering van dit licht plaats heeft. In Polen maken de vroedvrouwen van zekere geheime sympathetische middelen gebruik, om aan jonge kinderen, die door het maanlicht beschenen zijn, van den nadeeligen invloed te ontheffen.
Nederlandsch Magazijn, 1836