HET STEKELVARKEN

Van alle knaagdieren is buiten twijfel het Stekelvarken het allermerkwaardigste. Zonder eenige aanspraak op bevalligheid of schoonheid te maken, ontbloot van de vlugheid van het eekhorentje, de snelheid van den haas en het voortreffelijke bont der chinchilla, is het niettemin in elke menagerie een hoogst zienswaardig voorwerp. Dit zienswaardige ligt voornamelijk in de stekels of pennen, waarmede het bedekt is. Men geloofde eertijds, en zelfs gelooft men veelal nog thans, dat het dier in staat was, deze schichten met kracht op eenen vijand af te werpen. Oudere en nieuwere schrijvers en zelfs reizigers van erkende kunde zijn in deze dwaling vervallen; geen wonder dan, dat dezelve algemeen werd, vooral wanneer mannen als Aristoteles en Plinius ze deelden. Bosman, in zijne reis naar Guinea, verhaalt in allen ernst, dat, wanneer het stekelvarken boos wordt, het met buitengewone vlugheid en met opstaande pennen menschen en dieren aanvliegt; dat het zijne stekels met zulke kracht afschiet, dat zij in staat zijn door eene plank te dringen. Dit alles is een weefsel van dwaling, waarvan echter, gelijk voor bijna alle overige dwalingen, de oorspronkelijke oorzaak ontdekt kan worden.

Wanneer het stekelvarken boos wordt, of zich in staat van verdediging wil stellen, waartoe het noch bek noch klaauwen heeft, keert het zijnen vijand den rug toe, verbergt zijnen kop tusschen zijne voorpooten, richt zijne pennen opwaarts en schudt ze hevig, zoodat daardoor eene soort van ratelend gedruisch teweeggebracht wordt. Zoo de aanvaller nabij komt, dringt het stekelvarken achterwaarts op hem aan, en dat zoo plotseling en met zooveel hevigheid, dat het de scherpe punten zijner pennen in deszelfs vleesch stoot en hem eene vrij gevoelige wonde toebrengt. Daar nu de pennen vrij los in het vleesch zitten, gebeurt het dikwijls dat, door dezelve tegen elkander te schudden, de eene of andere, die losser dan de overige is, afvliegt, of ook, wanneer zij eene wonde stooten, daarin blijven steken wanneer het dier zich terugtrekt. Deze omstandigheden zijn het vermoedelijk, die aanleiding tot de pen-schietende kracht van het stekelvarken hebben gegeven.

HET STEKELVARKEN.

Alleen de rug van het stekelvarken is voorzien van pennen. De kop heeft eenen langen bos van dunne, regtop staande borstels, welke het dier naar welgevallen oprigten en nederleggen kan. De voor- en achterpooten, alsmede de onderste gedeelten van het ligchaam, zijn voorzien van stijve korte borstels, zwart van kleur, en plat op het vel liggende. De rugpennen zijn tweeƫrlei: eenige zijn lang, zwak, dun en onbekwaam tot wonden; de overige, die de voornaamste zijn, bestaan uit schichten van bijzondere hechtheid en sterkte, van zeven tot acht duim lang, dik in het midden en spits naar beide einden toeloopende. In derzelver gewonen toestand liggen zij plat op het ligchaam, met de punten achterwaarts, doch, wanneer zij opstaan, loopen zij als stralen naar alle rigtingen. Wanneer men naauwkeurig de punt dezer pennen beschouwt, ziet men dat dezelve eenigszins plat en getand is. De daarmede toegebrachte wonde is daarom niet alleen zeer pijnlijk, maar dikwijls ook zeer ernstig. Men kent het voorbeeld van iemand, die door zijne laars heen in het been door een stekelvarken gewond werd, en waar de wonde niet alleen groote ontsteking veroorzaakte, maar gedurende langen tijd zelfs een zeer gevaarlijk aanzien had.

De pennen van het stekelvarken zijn sierlijk met breede ringen van zwart en wit versierd, en men vervaardigt daarvan houders voor penseelen, stalen pennen enz. De staart van het stekelvarken is kort en kan bij den eersten oogopslag nauwelijks gezien worden wegens de pennen die er overvallen, doch komt duidelijker te voorschijn, wanneer deze regtop staan. Deze staart is bedekt, niet met stekels, maar met eenen bos holle pennen, die elk op een dun halmpje staan en bij elke beweging heen en weder geslingerd worden. Wanneer het dier ze schudt, brengen zij eene soort van geraas voort, hetwelk eenige overeenkomst met dat eener ratelslang heeft.

Aldus met wapenen ter verdediging toegerust, brengt het Stekelvarken zijn stil, onschuldig leven door, niemand zoekende te beleedigen, en dan alleen geducht wanneer het aangevallen wordt. Het brengt een eenzaam leven in duistere en afgezonderde plaatsen door, en graaft voor zich een hol, waarin het over dag blijft rusten. Des nachts is het bedrijvig. Het naderen van het nachtdonker beweegt het, om zijne schuilplaats te verlaten en voedsel op te sporen; dit voedsel bestaat uit wortels, kruiden, boomschors en andere voortbrengselen van het plantenrijk; zijne sterke en groote snijtanden stellen het in staat om de hardste zelfstandigheden met het grootste gemak door te knagen. In staat, om zelfs in den hardsten grond te graven, zijn zijne pooten bij uitnemendheid gespierd en de klaauwen zijn kort, dik en sterk.

Het gewone Stekelvarken (Hystrix cristata, Linn.) is oorspronkelijk afkomstig van Afrika, doch wordt ook in verscheidene streken van het zuiden van Europa gevonden. De Europeesche soorten zijn veel kleiner en minder sterk van pennen dan die van Afrika, welks klimaat met derzelver aard beter schijnt overeen te komen. In Europa ondergaan zij, zegt men, eene soort van winterslaap, en blijven zij den ganschen winter als gevoelloos en levenloos in hunne holen liggen, om vroeg in het voorjaar weder te verschijnen; in Afrika daarentegen heeft men geenerlei zoodanigen winterslaap der Stekelvarkens ontdekt. Aldaar wordt het als eene lekkernij gegeten. In eenen staat van gevangenschap is het Stekelvarken log, dom en werkeloos. Het vertoont geenerlei verstand en wordt nimmer gemeenzaam. In den tuin der Zoologische Maatschappij te Londen heeft een wijfje gejongd. De lengte van het Afrikaansche Stekelvarken is twee voet; zijn kop is dik, de bek is stomp, de oogen klein. Zijne stem is een dof gebrom, hetwelk het laat hooren, wanneer het getergd of aangehitst wordt.

Nederlandsch Magazijn, 1838, p. 151-152.

Klik of tik hier voor de bijbehorende blogpost.

Klik of tik hier voor een hertaalde, makkelijker leesbare versie van dit artikel.