Het Nieuw Nederlandsch Magazijn schrijft in 1849 over de zogenoemde flagellanten. Dat was een broederschap, die in de 13de eeuw ontstond. Oprichter was de kluizenaar Rainer in het Italiaaanse Perugia.
De flagellanten geselden zichzelf, als boetedoening. De schrijver van het artikel kan er duidelijk weinig begrip voor opbrengen.
Deze broederschap bestond uit dweepers, die, in het onzinnig begrip, dat de mensch de goddelijke straf zijner zonden in een volgend leven ontgaan kon, als hij zijn eigen ligchaam pijnigde en mishandelde, zich zelven door vinnige geeselslagen deerlijk teisterden. Deze broederschap verspreidde zich weldra door geheel Italiƫ; oud en jong, rijk en arm, mannen en vrouwen kregen smaak in deze uitzinnige ligchaamskwelling, schoolden zamen en trokken door de steden met eenige priesters aan het hoofd, die kruisen en vanen droegen.
De flagellanten trokken vervolgens in groepen door Europa. Dat kon de vorsten in de 13de, 14de en 15de eeuw niet altijd bekoren.
Dit ordeloos rondzwerven gaf natuurlijk aanleiding tot allerlei opschuddingen en losbandigheden, gepaard met geldafpersingen onder den naam van aalmoezen, die niet altijd tot godvruchtige oogmerken besteed werden, weshalve verscheiden vorsten in Italiƫ en Duitschland de optogten der Flagellanten verboden, de koningen van Bohemen en Polen verdreven hen met geweld.
Ook de katholieke kerk was er niet gelukkig mee en veroordeelde in 1417 de tochten. Het leidde tot een tamelijk marginaal bestaan van de flagellanten.
Het concilie van Constanz besloot ook tot krachtdadige maatregelen tegen deze secte, die men eindelijk als kettersch begon te beschouwen. Sedert verviel de broederschap, en wie lust had zich te geeselen, deed het te huis in zijne eenzaamheid.
Nieuw Nederlandsch Magazijn, 1849
Bekijk hier de volledige tekst van het artikel.
De eerste bewoners van het bekende dorp Giethoorn waren flagellanten:
Meer online informatie over flagellanten is te vinden bij Wikipedia en Historiek.net: