DE ELECTRICITEIT DER DIEREN

Alle waarnemingen en ontdekkingen, die eenig licht kunnen verspreiden over het geheimzinnige wezen, dat in ons denkt en handelt, onze organen bezielt, hebben te allen tijde het voorregt gehad, de bijzondere aandacht te trekken van denkers, en zelfs van het algemeen. De belangstelling, die men meestal aan den dag legt omtrent de voorgewende wonderen van het dierlijk magnetismus, is een blijk van de loffelijke weetgierigheid, die echter door oogbeguichelend bedrog en misleiding op een dwaalspoor wordt gebragt, waarvan de ligtgeloovigen het slagtoffer worden, en de magnetiseurs goede rekening maken. De ware geleerden volgen een anderen weg, en wij zullen aantoonen, dat zij reeds een gedeelte van de gordijn hebben opgeligt, dat de waarheid voor ons verborgen houdt. Zie hier in weinige woorden de geschiedenis van hunne ontdekkingen.

In het laatst der vorige eeuw, in 1780, leerde Galvani met een bijzonder goeden uitslag de ontleedkunde aan de hoogeschool te Bologne. Van alle zijden van Italië kwamen de leerlingen toestroomen om hem te hooren, en aan de zonderlinge ontdekkingen deel te nemen, waarbij hij doode ligchamen op nieuw scheen te bezielen, door er de electrieke vloeistof doorheen te laten loopen.

De echtgenoote van Galvani, Lucia genaamd, was niet minder vermaard dan haar man. Hare schoonheid, haar verstand en diepe kennis waren beroemd. Eene wreede ziekte, de longtering, die haar weldra ten grave moest slepen, maakte het gebruik van kikvorschen-bouillon noodzakelijk. De tot dat einde toebereide dieren, dat is te zeggen gedood en van hun vel ontdaan, waren geplaatst geworden op een schotel in de nabijheid van eene electriseermachine. De leerlingen van Galvani bragten deze machine in beweging, en telkens wanneer de electrieke vonk daaruit te voorschijn kwam, bespeurde Lucia, dat de kikvorschen, die door het mes werden aangeraakt, opsprongen.

De verstandige vrouw besefte het belangrijke van deze waarneming, en riep haren echtgenoot tot zich. Deze verzekerde zich van de daadzaak en bevond, dat de sprong slechts dan plaats vond, in het geval dat het lemmer van het mes met het dier in aanraking kwam. Hij geloofde het geheim van het leven te hebben gevonden, en besloot tot de volstrekte overeenkomst der zenuwvloeistof met de electrieke vloeistof. Het besluit was echter te voorbarig; dit zullen wij aantoonen.

Onze ledematen bestaan uit beenderen en vleesch of spieren. De eerstgemelden zijn hefboomen, de tweede zijn de koorden, bestemd om de andere in beweging te brengen, maar de wil, die hen aan den gang brengt, kan zich niet overbrengen dan door de tusschenkomst van kleine witte zachte koorden, die in de spieren dringen, en er zich in verdeelen. Deze koorden zijn de zenuwen. Snijd de zenuwen door, en de wil zal vruchteloos van de spieren gehoorzaamheid vorderen; zij blijft zonder beweging, zij is verlamd.

De zenuw is de electro-magnetische telegraaf, snijdt haar door, en de electrieke vloeistof, de overbrengster van den menschelijken wil, zal de verlangde beweging niet meer kunnen uitwerken. Galvani ontdekte weldra, dat men stuiptrekkingen kon te weeg brengen, zelfs in de geïsoleerde vleeschspier van een kikvorsch, wanneer men de zenuw en de spier met een boog aanraakte, die uit twee verschillende metalen is zamengesteld, die vervolgens bewegingen voortbrengt, door eene zenuw op een spier te zamen te voegen.

Het scheen hem toe dat het vraagstuk was opgelost, doch de beroemde Volta en de school van Pavia bewezen door de vernuftigste proeven, dat in alle gevallen de electrieke stroom was voortgebragt door de beide met elkander in aanraking komende tegenstrijdige zelfstandigheden, namelijk die van twee metalen in de eerste proefneming, en van eene zenuw en eene spier in de tweede.

De wetenschap bevond zich op deze hoogte, toen Alexander von Humboldt, die sedert den geheelen kring der menschelijke kennis moest doorloopen, deed zien, dat er eene dierlijke electriciteit moest bestaan, inwendig en onafhankelijk van de scheikundige of natuurlijke daden van twee tegenstrijdige ligchamen op elkander. Dit was in 1797.

Het denkbeeld van Humboldt ging op den ingeslagen weg voort. Napoleon, wiens vernuft dikwerf de vorderingen, die de wetenschappen in het vervolg zouden maken, vooruitzag, voorspelde ook den invloed, dien de electriciteit op de kennis der menschelijke natuur zou uitoefenen. Hij schreef prijsvragen uit, spoorde den naijver der geleerden aan, en overlaadde den natuuronderzoeker Volta met eerbewijzen, toen deze opzettelijk uit Italië was gekomen, om zijne gedane ontdekkingen door proefnemingen voor het keizerlijk instituut te staven en te betoogen.

Gedurende eenigen tijd werd de beoefening der natuurkundige wetenschappen eenigzins op den achtergrond geplaatst; de menschelijke bedrijvigheid vestigde de aandacht meer op de werktuigkunde en nijverheid, de aanwending van den stoom werd het onderwerp, waarop men meer uitsluitend zijne denkbeelden bepaalde. Doch in het jaar 1820 bragt eene nieuwe ontdekking de natuurkundigen op de electriciteit terug. Oerstedt toonde aan, dat een electrieke stroom de eigenschap bezit om de magneetnaald te doen afwijken, en deze afwijking zelve werd een middel om het aanwezen van den geringsten electrieken stroom te ontdekken.

Schweiger bedacht den galvanometer. De figuren 1 en 2 stellen in G een werktuig van dezen aard voor. Eene magneetnaald hangt boven eene schijf, die in 360 gelijke deelen is afgedeeld. Deze naald is naauw verbonden aan eene andere, die wij niet kunnen gadeslaan, dewijl zij midden in een voetstuk hangt, waarom heen duizende malen een metalen draad is gewoeld, door eene zelfstandigheid omringd, die geen geleider der electrieke vloeistof is. Het werktuig naar behooren geplaatst zijnde, blijven de naalden volstrekt zonder eenige beweging, maar zoodra zal de geringste electrieke stroom niet door de omgeving van den draad loopen, of de onzigtbare naald, die in het midden van het voetstuk geplaatst is, zal zich omwenden, en in zijne beweging de naald, die zich op de wijzerplaat bevindt, medeslepen. De afwijking van de naald zal een hoek van mindere of meerdere graden beslaan, naar mate de electrieke stroom min of meer sterk is, zoodat de natuuronderzoeker in dezen toestel een werktuig bezit, door middel waarvan hij de mate dezer stroomen zal kunnen meten.

WERKING VAN DEN GALVANOMETER OP DEN KIKVORSCH.

In 1827 toonde de beroemde natuuronderzoeker van Florence, Nobili, dat de electrieke stroom der spieren van den kikvorsch de naald van den galvanometer deed afwijken, waardoor het aanzijn daarvan werd bewezen.

De wetenschap bevond zich op boven omschrevene hoogte, toen in 1840 een jong natuurkundige te Berlijn dit onderwerp met nieuwen ijver ter harte nam. Tien jaren lang zette hij zijn onderzoek voort, gedurende tien jaren herhaalde en wijzigde hij op duizend onderscheidene wijzen de gedane ontdekkingen, en gaf daarbij het voorbeeld, waartoe menschelijke schranderheid en geduld al niet in staat zijn, dewijl bij deze proefnemingen zich de zwarigheden der natuurkunde met die der physiologie vereenigden.

De uitslag heeft de ingespannen ijver van den heer Dubois-Reymond bekroond. Zijne verhandeling over de dierlijke electriciteit is een nieuwe tak in de natuurkunde, die over vele duistere zaken licht heeft verspreid, de schijnbare tegenstrijdigheden der electriciteit verklaard en opgehelderd heeft, en alles in een bepaald leerstelsel zamenvat.

Welke is de grondwettige voorwaarde, dat er in eene spier een electrieke stroom plaats vindt? Dit was vóór Dubois-Reymond onbekend. Hij echter toonde aan, dat zulks aanhoudend het geval was, telkens dat de in de lengte strekkende snede van eene spier in betrekking was gesteld met hare overdwarsche snede.

Wij zullen bij deze gewigtige wet niet verder blijven stilstaan, dewijl zij meer begrijpelijk is voor natuurkundigen dan voor dezulken, die het niet zijn, en gaan liever onmiddellijk over tot de vermelding der eindproeven van Dubois-Reymond, die, om zoo te spreken, de kroon op zijn arbeid zetten, en waarvan ieder denkend wezen de waarde kan bevatten.

In onze figuur 1 is een levende kikvorsch op een plankje vastgemaakt; eene zijner spieren van zijne dij, losgemaakt doch daarmede gemeenschap hebbende door zijne zenuw, is geplaatst in M op twee in zout water gedrenkte kussentjes, die in twee met het zelfde vocht gevulde glazen zijn, en die door twee horizontale staven en twee metalen draden met den galvanometer gemeenschap hebben. Voor zoo ver de zenuw M zich niet zamentrekt of inkrimpt, blijft de naald onbewegelijk, doch wanneer men haar heeft neêrgedrukt, zet zich de naald terstond in beweging en wendt zich over de wijzerplaat.

Er laten zich uit deze ontdekking, vereenigd met die van Nobili, twee gevolgtrekkingen afleiden:

1°. Er bestaat eene eigendommelijke electrieke stroom in de spier.
2°. Deze stroom vermindert op het oogenblik der zamentrekking van de spier, vermits de naald zich alsdan zeer gevoelig verplaatst.

Doch het was niet genoeg om deze ontdekking aangaande de kikvorschen te hebben gedaan. Deze dieren, die uit hoofde van hunne menigvuldigheid, hun kleinen omvang, en hunne handelbaarheid, de gewone martelaren voor de proefnemingen der natuuronderzoekers zijn geworden, behooren tot de klasse der koudbloedige dieren, en het zou gewaagd zijn om uit de verschijnselen, die zij aanbieden, het zelfde omtrent de warmbloedige dieren, en den mensch in het bijzonder, te besluiten.

Er moest derhalve eene laatste en beslissende proefneming in het werk gesteld worden, die, om zoo te spreken, al de voorgaande de kroon moest opzetten, en het is juist dit, wat Dubois-Reymond ondernam en volbragt met een gevolg, dat door alle geleerden van Berlijn, met Von Humboldt aan hun hoofd, en door alle natuurkundigen en natuuronderzoekers van Parijs, waarvan de meesten getuigen waren, is gestaafd geworden.

Figuur 2 stelt deze proefneming voor oogen. Men maakt een dwarshout stevig vast, langs eene tafel. Twee glazen met zout water gevuld zijn op de tafel geplaatst, voor en beneden het dwarshout; het water, dat zich in deze glazen bevindt, heeft gemeenschap door twee schachten en twee draden met een galvanometer G, die buitengewoon gevoelig is. De mindere of meerdere mate van gevoeligheid van een zoodanig werktuig hangt af van het getal der metalen draden, die om het werktuig zijn gewonden; in den galvanometer van Dubois-Reymond bestaat het omwindsel uit 24.000 in getal.

PROEFNEMING TOT STAVING DER DIERLIJKE ELECTRICITEIT.

De toestel op deze wijze geplaatst zijnde, vat de natuuronderzoeker het dwarshout met beide handen aan, en dompelt de beide wijsvingers in de oplossing van water en zout. De naald van den galvanometer blijft onbewegelijk, want de natuurlijke electrieke stroomen, die plaats vinden langs de zenuwen der beide armen, zijn van dezelfde kracht en oefenen eene tegenovergestelde werking op de naald uit, zoodat deze zich niet kan bewegen. Maar zoodra zal de proefnemer de spieren van den rechterarm krachtig tegen het dwarshout aandrukken, terwijl de linkerarm krachteloos en zonder beweging blijft, of de naald zal van het westen naar het zuiden afwijken en een hoek van 30, 40 en zelfs van 50 graden beschrijven.

Op het oogenblik dat die aandrukking der spieren ophoudt of vermindert, zal de naald naar hare vorige standplaats wederkeeren. Nu wacht men zoo lang, tot dat zij aldaar volkomen stil staat, vervolgens drukt men den linkerarm aan, doch zonder den rechterarm de geringste inspanning te laten verrigten, en de naald zal nu eene tegenovergestelde rigting nemen, namelijk van het westen naar het noorden.

Drie voorwaarden moet men hierbij in het oog houden, om de proefneming wel te doen gelukken:

1°. Eene groote spierkracht.
2°. De voorzorg om slechts een der beide armen tegen het dwarshout aan te drukken, en den anderen volstrekt werkeloos te laten.
3°. Dat het vel der handen niet hard en vereeld zij, maar week, volkomen zindelijk, glad en ten eenemale zonder wonden of likteekenen.

Indien de proefnemer te zwak is, en de aandrukking niet krachtdadig geschiedt, dan zal de naald bijna niet van plaats veranderen. Wanneer de beide armen te gelijktijdig aandrukken, ook zelfs met ongelijke kracht, zal de naald slechts het verschil der kracht aantoonen, die men bij die aandrukking ontwikkelt, misschien zelfs bijna niet zigtbaar van plaats veranderen.

Een vereeld vel verhindert de vloeijing der electrieke stroomen om tot in het zoute water door te dringen, en van daar door de geleiders naar den galvanometer.

Het onbetwistbare gevolg van deze proefneming is, dat de wil de spierkrachtige drukking voortbrengt, en daardoor de afwijking van den magneetnaald veroorzaakt. Dit is, zoo als de heer Von Humboldt terecht aanmerkt, het eerste voorbeeld, dat de wil door aanwijzingen van een natuurkundig werktuig wordt te kennen gegeven. Tegelijkertijd levert het een bewijs op, dat onze zenuwen de zetel zijn van electrieke stroomen, die door drukking der spieren, smart en andere omstandigheden kunnen worden verbroken.

En waarlijk, de theorie, die de beste der talrijke uitvindingen door Dubois-Reymond gedaan in zich bevat, is de volgende:
Onze zenuwen zijn de zetel van gedurig stroomende electrieke vloeistof. Op het oogenblik dat men de beide wijsvingers in de met zout water gevulde glazen dompelt, blijft de magneetnaald onbewegelijk, want de stroomen in de beide armen gelijk zijnde, zijn zij wederkeerig onzijdig. Maar zoodra de rechterarm zich drukt, worden de electrieke stroomen daarin opgehouden, terwijl die in den anderen arm alleen handelen, en daardoor het evenwigt verbroken wordt.

Iedereen zal het gewigtige wijsgeerige dezer daadzaken beseffen. Zie daar dus de verschijnselen, die onverklaarbaar zijn door de natuurlijke eigenschappen der zenuwen: onze zenuwen zijn de zetel der gestadige electrieke stroomen, die door smart of drukking der spieren worden afgebroken. De zenuwverschijnselen hebben derhalve eene naauwe overeenkomst met de electrieke verschijnselen, en de voortgezette onderzoekingen, die op dezen weg zijn ondernomen, zullen ons eenmaal doen kennen, dat de wil, uit kracht waarvan de spieren zich zamendrukken, zich te kennen geeft door electrieke stroomen, waarvan de zenuwen de zetel zijn.

Sedert Galvani zijn er zeventig jaren verloopen, voordat de mensch het bestaan van electrieke stroomen kon staven, zoo als deze groote natuuronderzoeker zulks reeds vermoed had; misschien zullen er nog eeuwen verloopen, alvorens men den draad zal vinden, die den wil aan deze stroomen verbindt. Doch de wetenschap gaat thans iederen dag met reuzenschreden vooruit, van lieverlede zal het mysterium van het leven zich ophelderen; van veel wat men vroeger voor onmogelijk hield, is het gebleken mogelijk te zijn, en wanneer de mensch eenmaal tot de kennis zal geraken van het grondbeginsel, dat hem bezielt, zal hem dit veeleer gelukt zijn door de inspanningen der physiologisten dan door die der bovennatuurkundigen.

De ontdekte daadzaken van Dubois-Reymond zijn zoo nieuw als belangrijk — en welke zijn daarentegen de nieuw ontdekte daadzaken sedert Aristoteles en Plato?

Nieuw Nederlandsch Magazijn, 1851, pagina 307-310.

Klik of tik hier voor de bijbehorende blogpost.